HLA-diagnostiek en Coeliakie

Coeliakie ontstaat wanneer de glutamineresiduen van glutenpeptiden, vooral afkomstig van het gliadine-eiwit, door weefseltransglutaminase (tTGA) worden omgezet in glutaminezuur. De gedeamideerde glutenpeptiden die hierbij ontstaan, binden vervolgens zeer sterk aan de HLA-DQ2.5, HLA-DQ2.2 of HLA-DQ8-moleculen van MHC-klasse II op het celmembraan van antigeen presenterende cellen.

T-lymfocyten herkennen het door glutenpeptiden gebonden HLA-complex, wat uiteindelijk leidt tot een immuunrespons met vorming van antistoffen tegen gliadine en tTGA.

Mede door deze inflammatoire reactie ontstaat een verhoogde intestinale permeabiliteit, waarbij zowel het transcellulaire als het paracellulaire transport van de glutenpeptiden stijgt en de immuunrespons verder toeneemt.

Dit mechanisme impliceert dat er een sterk genetische component is bij het ontstaan van coeliakie; 90% van de patiënten is drager van genen coderend voor HLA-DQ2.5 en vrijwel alle overige patiënten zijn drager van het HLA-DQ2.2 of HLA-DQ8-haplotype. Het ontstaan van coeliakie hangt nauw samen met de aanwezigheid van de MHC-klasse II-moleculen HLADQ2.5, HLA-DQ2.2of  HLA-DQ8. In de algemene populatie is 30-35% drager van een van deze allelen, terwijl vrijwel alle coeliakie patiënten dit HLA-type hebben. De negatief voorspellende waarde van HLA-DQ2.5/2.2/8 is dan ook nagenoeg absoluut.

Het HLA-DQ-type bestaat uit een combinatie van een α- en β-keten; de HLA-DQ2.5 heterodimeer wordt gevormd door de α-keten van DQA1*05 en de β-keten DQB1*02, terwijl de HLA-DQ8 dimeer wordt gevormd door DQA1*03 en DQB1*0302. De genetische informatie

voor de α- en β-ketens is op chromosoom 6 gelokaliseerd en kan in het laboratorium met DNA-technieken worden getypeerd.

Literatuur

  • A Clinician’s Guide to Celiac Disease HLA Genetics; N.K. Brown, S. Guandalini, C. Semrad and  S. Kupfer; Am J Gastroenterol 2019;114:1587–1592.
  • Coeliakie bij jonge kinderen; RL.J.M. Herpers, R.K. van den Tooren-de Groot en A.P. van Rossum; NTVG 2015;159
Delen: